Oudega
  • Startpagina
  • Rechthuis
  • Molen
  • Sint Agathakerk
  • Fabriek
  • Scholen
  • Skoallereed
  • Haven
  • Turfschuur
  • Boerderijen
  • de Blauwe stien
  • Winkels
  • Toerisme
  • Geologie
  • Geschiedenis
  • Kaarten
  • Gastenboek en Contact
  • bronnen

Haven

Fotofiguur 82. Oudega Schotanus atlas 1718 kleureneditie overgenomen van Tresoar (z.j) Geraadpleegd op 5-6-2015 via http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=235&menu=1&zveld=Smallingerland
Al sinds onheuglijke tijden was de haven van Oudega het middelpunt van het dorp. De slagader van alle handel en vervoer. Immers, in de wintermaanden, als het water hoog stond, was Oudega aan drie kanten omgeven door water. Alleen aan de noordkant was er een pad richting Garyp en Suameer wat meestal droog bleef. Vroeger was de snelste manier van transport via water. De wind was een onuitputtelijke bron van kracht. Zolang je een zeil had, en er was wind, kwam je vooruit. Oudega ligt aan een uitloper van het Drentse plateau, mooi hoog en droog voor het wassende water. Een goede uitgangspositie voor een haven. Al in de zeventiende eeuw was er `s zomers tweemaal per week, en `s winters eenmaal  een beurtdienst naar Leeuwarden en Sneek. Door weer en wind, zomer en winter voeren de beurtschippers met personen en vracht naar deze steden. Zoals u kunt zien op onderstaande kadastrale kaart uit 1718 lag Oudega, in ieder geval voor de inpoldering van de Oosterzanding in 1920, prachtig mooi aan het water.











Oudega, dorp aan het water

Fotofiguur 84. Oudega, de haven rond 1900 overgenomen van (Stichting "Hattum de Vries", 2015) auteursrechthebbende niet bekend.
In het verleden was Oudega een echt waterdorp, het lag vlakbij de Ooster Zanding. Vroeger woonden er veel schippers, rietsnijders, vissers en kooikers in en rond Oudega. Begin 18de eeuw waren er negen eendekooien in de omgeving te vinden. Nu, 300 jaar later, is er niets meer van terug te vinden. Alleen de Koai, een zijweg van de Dykfinne, herinnert nog aan de tijden van weleer. 
De Oudegaaster schippers waren de vrachtvaarders voor het dorp en omgeving. Er waren veel schippers. De meeste schippers vaarden op de "wilde vaart" brachten goederen als turf, stront, modder en ander vrachtgoed naar waar men maar wilde. Ook waren er schippers die voor de gemeenschap vaarden, de veer- of beurtschippers.
Al ver voor 1700 had Oudega beurtschippers. In het reglement voor beurtschippers van de gemeente Smallingerland was bepaald dat alleen de schippers van Oudega goederen uit Oudega, Nijega en Opeinde naar Leeuwarden en vice versa mochten vervoeren. 
In 1718 had Oudega twee beurtschepen, elk met twee schippers. Het nadeel van het hebben van het octrooi was, dat men verplicht was `s zomers twee maal, en `s winters eenmaal per week naar de stad moesten varen, weer of geen weer. Voor de lieve somma van zes stuivers kon men in 1696 een retour Leeuwarden kopen, kinderen waren half geld. Een brief meenemen naar Leeuwarden kostte vijf cent.














Hattum de Vries

Fotofiguur 86. Hattum en Jantje de Vries met dochter Wietske overgenomen van (Stichting "Hattum de Vries", 2015) auteursrechthebbende niet bekend.
Hattum de Vries was en man van vele ambachten, een echte entrepeneur. In 1904 kwam Hattum als machinist op de stoomboot van zijn zwager te werken. In 1913 overleed Gjalt Wytzes Welling, zijn zwager en werkgever en werd weduwe Welling mede-eigenaar. Tezamen met Jan Durks de Jong had Gjalt Wytzes in Oudega een stoombootonderneming opgezet.  Het jaar na het overlijden van Gjalt nam Hattum het aandeel over van Jan Durks en werd mede-eigenaar. De stoomketel van de "Voorwaarts II" moest regelmatig worden geïnspecteerd, dit bracht veel werk met zich mee want het hele stoommechanisme moest goed schoon worden gemaakt. Tijdens een strenge winter in de jaren twintig heeft de stoomboot geruime tijd vastgezeten in het ijs. Hattum was dan verplicht dagelijks naar de boot te gaan om het vuur brandende te houden, anders zouden de stoompijpen bevriezen. De broer van Hattum, Tjitte, nam het aandeel van de Weduwe Gjalt Welling over in 1922. Het vervoer van goederen en passagiers over grotere afstanden vond tot die tijd per schip plaats. Midden jaren  20 deed de vrachtauto zijn intrede en werd de reistijd flink verkort. Hattum zag de concurrentie groeien en kocht in januari 1930 zijn eerste vrachtwagen. Toch heeft hij in 1933 nog een nieuwe stoomboot, de "stad Steenwijk IV" gekocht die werd hernoemd tot "Oudega Smallingerland". Het vervoer per schip nam snel af, en Hattum is in 1937 volledig overgestapt op de vrachtwagen, er werd zelfs een tweede aangeschaft. Hattum bezat naast zijn vrachtvaarderij ook een fietsenhandel. Ook was hij al in 1920 de trotse eigenaar van een motorrijwiel, een Eijsink 4 pk motor. Het originele aankoopbewijs en registratie is in in bezit van de stichting "Hattum de Vries". Het aankoopbedrag van de motor was 1293,27 gulden. 










Eind jaren 20 begon de elektrificatie van Oudega, ook hierin was Hattum een van de eersten die verstand hiervan had. In grote delen van Oudega was Hattum de "lichtbrenger". Ook was hij een van de eersten die zich bezighield met de aanleg van gasaansluitingen in het dorp Oudega.

Welling door de eeuwen heen

Fotofiguur 83. Stoomboot "Voorwaarts II" overgenomen van (Stichting "Hattum de Vries", 2015) auteursrechthebbende niet bekend.
In 1811 beval Napoleon dat iedereen een naam moest kiezen. Begin 1812 ging Wietze Jans naar binnen bij de burgerlijke stand en kwam naar buiten als Wietze Jans Welling. Hij koos die naam niet alleen voor zichzelf, maar direct ook voor al zijn kinderen waarvan de oudste al 30 jaar was. De derde zoon, Gjalt, is beurtschipper geworden. Sinds die tijd is de familie Welling synoniem voor de beurtvaart in Oudega. Zijn kleinzoon Gjalt Wietzes Welling "grutte Gjalt",  kocht samen met Jan Durks de Jong in 1902 stoomboot de "Voorwaarts II". 








Dit was een schroefstoomboot gebouwd in 1881 in Hoogezand. Er werd iedere vrijdag naar Leeuwarden gevaren, maar ook andere voor- en najaarsmarkten werden aangedaan. Ook strovrachten, verhuizingen, veevervoer alles wat naar de stad moest ging de boot op. De tocht naar Leeuwarden duurde vier uur. De ligplaats was bij de Prins Hendrikbrug in Leeuwarden.

Harmke de Vries-  van Akker

Fotofiguur 85. Skûtsje van fam van Akker, vastgevroren in het ijs overgenomen van (Stichting "Hattum de Vries", 2015) auteursrechthebbende niet bekend.
Een van de skûtsjefamilies die hier jarenlang vracht laadt, namelijk zand, is de familie van Akker. Hun schip heeft hier jarenlang achtereen zand geladen, waardoor ze bijna bij het straatbeeld van Oudega zijn gaan horen. Doordat de familie hier veel in de haven lag kwam Willem de Vries, kleinzoon van Willem de Vries, de turfschipper, in contact met Harmke, dochter van van Akker. De ouders van Harmke zijn beide afkomstig uit een schippersfamilie. Harmke, geboren in 1948, is geboren op hun skûtsje. Het schip, "De Twee Gebroeders, is gebouwd in 1922 als roefschip in Stroobos. in 1925 koopt de pake van Harmke  het schip, haar heit heeft met dit schip gevaren van 1943 tot 1956.










 Heit vervoerde van alles, van turf tot steenkool, van vezel tot stratendrek en zand. Vooral zand zorgt voor een constante aanvoer van werk. Veel hoge delen van Friesland worden "afgetopt", zo ook in Oudega. ( Zie Skoallereed) 
Tot haar achtste jaar woont Harmke op het skûtsje, de eerste jaren vast aan een touw boven op de roef. `s Winters als het vroor lag men veelal in Oudega, het liefst volgeladen. De watertemperatuur is hoger dan boven water, zodat men met een volgeladen skûtsje warmer lag. Onderwijs krijgt ze van haar moeder tot ze op haar achtste  de schippersschool gaat. Door de week woont ze bij een tante in Leeuwarden woont. 
De dagen zijn  lang op school, van `s morgens 08.30 tot 17.30 `s avonds met een korte pauze. Schipperskinderen doen een verkort traject, de leerstof van de lagere school in drie jaar. Van haar zesde tot haar zeventiende ligt het schip `s weekends in de haven van Oudega. Het afgegraven zand van de Skoallereed werd met en vrachtwagen van Kuipers via de speciale losplaats in het schip geladen. Het ruim was snel vol en bijna elke dag wordt het zand ergens gelost waar het nodig was voor de wegenbouw.
De familie van Akker verkoopt het skûtsje in 1956 aan Sneek, daar wordt het de eerste Sneeker Pan. Heit van Akker is een verwoed skûtsjeskipper en wint veel prijzen. Tot in de jaren tachtig vaart van Akker als schipper op het Sneeker skûtsje, Harmke en Willem gaan dan, met hun kinderen altijd mee op het volgschip.



Fotogalerij

figuur 106. de haven.  Googlemaps (2015) 
Aangestuurd door Maak uw eigen unieke website met aanpasbare sjablonen.